Het cluster medisch ondersteunende opleidingen heeft voor onderstaande opleidingen EPA’s ontwikkeld. Per opleiding vind je de EPA’s:
- Medewerker operatieve zorg
- Operatieassistent*
- Anesthesiemedewerker*
- Sedatiepraktijkspecialist
- Radiodiagnostisch laborant**
- Radiotherapeutisch laborant**
- Gipsverbandmeester***
! Let op: op 28 april ’22 is een laatste update gedaan voor de EPA’s medisch ondersteunende opleidingen.
Toelichting (april 2022)
Er heeft een redactie op uniform taalgebruik plaatsgevonden, en de codering is aangepast. Ook zijn er EPA’s samengevoegd die inhoudelijk hetzelfde bleken, hierdoor zijn twee functie-overstijgende EPA’s ontstaan: MO-FO-1 en MO-FO-2 komen voor in de opleidingen MOZ, OA en AM.
In de laatste update is een aantal EPA’s gewijzigd van code:
In CZO Flex Level wordt Landelijk Gedragen Theorie (LGT) ontwikkeld. Voor het cluster MOO gebeurt dat later dit jaar. De LGT is onderdeel van de EPA’s en van EPA-overstijgende leeractiviteiten (EOL) en valt daarmee onder de architectuur van CZO Flex Level. De LGT wordt opgenomen onder het onderdeel ‘kennis’ in de EPA’s. Na toevoeging van de LGT worden de EPA’s opnieuw gepubliceerd. De EPA’s zijn daarom nog ‘concepten’.
*De EPA’s van deze opleidingen worden nog vergeleken met de BAZ-EPA’s, door een werkgroep van professionals, praktijk- en theorieopleiders en vertegenwoordigers van beroepsverenigingen. Dit zal nog leiden tot bijstellingen.
**De EPA’s van de opleidingen RDL en RTL maken onderdeel uit van de EPA-set van CZO Flex Level. Deze EPA’s zijn vanaf 2015 ontwikkeld, in nauwe samenwerking met de zorginstellingen. Omdat de opleidingen RDL en RTL CZO-erkende opleidingen zijn, zijn de flexibele opleidingen nu opgenomen in het CZO-opleidingsstelsel.
***De EPA’s van de opleiding gipsverbandmeester zijn eind maart opgeleverd en gevalideerd.
Complexiteit
In de EPA’s van de MOO wordt verwezen naar de complexiteit van zorg. In bijgaande/onderstaande tabellen staat uitgewerkt hoe de complexiteit van een zorgsituatie bepaald kan worden. Deze onderstaande complexiteitschema’s (de eerste voor de AM en de tweede voor de OA en MOZ) worden als volgt gelezen:
- als minimaal alle factoren laag complex zijn, is de zorgsituatie laag complex
- als minimaal één factor midden complex is en geen factoren hoogcomplex zijn, is de zorgsituatie middencomplex
- als minimaal één factor hoogcomplex is, is de zorgsituatie hoogcomplex