In een flexibel landelijk opleidingsstelsel is het noodzakelijk om uniforme (herkenbare en gelijkwaardige) toetsinstrumenten te gebruiken, zowel voor begeleiders als voor studenten. Bij het toevertrouwen van een EPA aan een student is het daarom van belang dat alle begeleiders die betrokken zijn bij de CZO-opleidingen, dezelfde terminologie gebruiken en dezelfde werkwijze hanteren. Om hieraan bij te dragen ontwikkelde CZO Flex Level een set toetsinstrumenten. Instellingen maken een keuze uit verschillende instrumenten. Eigen instrumenten die passen bij het werkplekleren kunnen daaraan worden toegevoegd.
Keuze toetsinstrumenten per EPA
Vaste onderdelen van een EPA-beschrijving zijn informatiebronnen en toetsinstrumenten die gebruikt worden om de voortgang te monitoren en de bekwaamheid vast te stellen. Per EPA wordt door de zorg- en opleidingsinstellingen bepaald welke combinatie van toetsinstrumenten een goed beeld vormt van de bekwaamheid.
Formatief en summatief toetsen
In de EPA’s is beschreven wat een student moet kennen en kunnen. Een EPA geeft daarbij houvast aan de student en de begeleiders. Het toetsen in de dagelijkse praktijk is voornamelijk formatief (groei – en ontwikkelingsgericht). Er wordt getoetst om te bepalen hoe de student zich ontwikkelt en om het leerproces van de student te sturen. De student neemt de resultaten van de verschillende toetsen op in het e-portfolio.
Tijdens formele momenten in de opleiding zijn er summatieve beoordelingen. Hierbij wordt bekeken of de student voldoende voortgang boekt en/of de student een bekwaamverklaring kan krijgen voor één of meerdere EPA’s. De bekwaamverklaring is een summatief eindoordeel. Het is een ja-nee-besluit. Dit besluit is een optelsom van formatieve toetsen door verschillende (werk)begeleiders en andere informatiebronnen die inzicht geven in de bekwaamheid van de student, zoals ervaringen op de werkvloer en een gezamenlijke afweging ten aanzien van vertrouwenscriteria.