In fase A zijn voor de opleidingen in het cluster medisch ondersteunende opleidingen flexibiliseringsmogelijkheden bedacht. In fase B moet voor dit cluster nog een aantal vragen worden beantwoord.
Flexibilisering binnen medisch ondersteunende opleidingen vindt vooral plaats door:
• Flexibilisering in duur van de opleiding door individuele verschillen en vaste doorstroomtrajecten met collectieve vrijstellingen
• Verkorten en aanvullende leereenheden
Beter aansluiten op eerder verworven competenties
In de OA en AM stromen regelmatig mensen in die al ervaring hebben in de zorg, bijvoorbeeld als verpleegkundige of fysiotherapeut. Van hen wordt vaak verwacht dat ze bijna de volledige opleiding volgen. Ook BMH-ers met uitstroomprofiel OA of AM moeten vaak nog (delen van) de OA-respectievelijk AM-opleiding in-service doen, omdat zij na afstuderen wel veel kennis hebben, maar onvoldoende praktijkervaring. De CZO-opleiding wordt hierbij als trainee-traject ingezet, met bijbehorende FZO-gelden.
Onderzocht moet worden:
• Of BMH-ers na hun bachelor daadwerkelijk ook het inservice-CZO diploma nodig hebben (dan dient er een verkort traject met collectieve vrijstellingen te komen) of dat een traineetraject zonder CZO-certificering volstaat.
• Welke andere groepen zij-instromers met een zorg-achtergrond veel instromen, zodat hiervoor collectieve vrijstellingen kunnen worden beschreven.
Door het ontwikkelen van de EPA’S is er meer inzicht gekomen in de overlap tussen de opleidingen tot anesthesiemedewerker, operatieassistent en sedatiepraktijkspecialist. Bij doorstroom kunnen studenten makkelijker vrijstellingen krijgen voor onderdelen van de theorie en EPA’s sneller toevertrouwd krijgen. Dat is winst, want zo neemt de flexibiliteit toe. Ook weten we wat nog niet mogelijk is: de doorstroom van een medisch ondersteunend beroep door niet-verpleegkundigen naar een verpleegkundige specialisatie is nu niet haalbaar. En het klinkt gek, maar ik vind dat tóch winst. De architectuur geeft namelijk eindelijk helder aan wat er moet gebeuren om dat in de toekomst wel mogelijk te maken. En dat is een belangrijke eerste stap.
Cherida Louz, clusterleider medisch ondersteunende opleidingen fase A
Optimaliseren in- en doorstroom
Zoals beschreven is er veel behoefte aan doorstroommogelijkheden voor OA-ers en AM-ers. In het cluster Medisch ondersteunende opleidingen wordt de in- en doorstroom als volgt geoptimaliseerd.
1. Doorstroom binnen het cluster
• Van AM en OA en vice versa. Er zijn meerdere EPA’s geschreven die voor OA en AM vrijwel hetzelfde zijn. Onderwijs hiervoor kan aan beide groepen gezamenlijk worden gegeven en bij doorstroom kunnen studenten makkelijker vrijstelling krijgen voor onderdelen theorieonderwijs en EPA’s sneller toevertrouwd krijgen.
• Van AM naar sedatiepraktijkspecialist (SPS). Met EPA’s wordt mogelijke overlap tussen deze opleidingen inzichtelijk, waardoor doorstroom makkelijker is.
2. Doorstroom van OA/AM-ers met verpleegkundige vooropleiding naar verpleegkundige vervolgopleidingen
Op basis van de beschreven EPA’s wordt inzichtelijk gemaakt welke collectieve vrijstellingen mogelijk zijn voor veel voorkomende doorstroom.
3. Doorstroom van OA/AM-ers zonder verpleegkundige vooropleiding naar verpleegkundige vervolgopleidingen
Als op EPA-niveau wordt gekeken, dan zijn er vergelijkbare activiteiten tussen AM en de vervolgopleidingen in de acute zorg en de dialyse, en tussen OA en de endoscopie. In fase A van CZO Flex Level zijn deze activiteiten naast elkaar gelegd, waarbij bleek dat:
• AM-ers of OA-ers die willen doorstromen naar de betreffende vervolgopleidingen, versneld bepaalde activiteiten toevertrouwd zou moeten kunnen krijgen op basis van hun kennis en ervaring, maar dat
• de verpleegkundige context aanvullende kennis en vaardigheden van de AM-er en OA-er vraagt, die in de initiële verpleegkunde opleidingen worden verworven en niet in de verpleegkundige vervolgopleidingen.
Om deze doorstroom te bevorderen, dienen werkgevers na te gaan of zij AM-ers willen laten werken in de acute zorg (bijv. bij de recovery, IC en ambulance), bij de dialyse en OA-ers bij bijv. de endoscopie of interventie cardiologie.
• Zo ja, dan zouden opleidingstrajecten met relevante basis verpleegkundige competenties uit de hbo-v en relevante delen uit de verpleegkundige vervolgopleidingen samengesteld kunnen worden voor AM-ers en OA-ers.
• Zo nee, dan is een verkorte hbo-v wenselijk (die bestaat al in meerdere regio’s) met daarna een verkorte vervolgopleiding (zie ook punt 2).
4. Aanvullende leereenheden bij de opleiding tot radiodiagnostisch laborant (RDL)
Ook is de behoefte geuit om als OA/ AM-ers onderdelen van de opleiding RDL te kunnen volgen. Deze opleiding valt buiten scope van fase A, maar als de RDL in scope komt, zou nader onderzocht moeten worden hoe aan deze wens gehoor gegeven kan worden.